In 1899 maakten de startende kunstschilder Simon Maris (1873-1935) en de gearriveerde cacaofabrikant Casparus van Houten (1844-1901) samen een vier maanden lange reis die hen via Parijs en Nice voerde naar onder meer Genua, Florence, Venetië, Rome en Napels. Onderweg bezochten zij talloze operettes, theatervoorstellingen, kerken en musea. Maris maakte gedurende die reis foto’s en hield een dagboek bij. Die foto’s en het schriftje met zijn reisverslag maken deel uit van de collectie van RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis en onthullen een avontuurlijke reis.
In Parijs bewonderden Maris en Van Houten een automobile, in Rome pakten zij een electr. tram, Napels verlieten zij per stoomboot en de Rigi bestegen zij in een funiculiare. Op hun grand tour ontmoetten zij de Franse president Félix Faure de dag voor diens onverwachte overlijden, zagen zij de Italiaanse koning Umberto I op diens verjaardag, wonnen een fortuin in het casino van Monte Carlo, aanschouwden in Florence het zelfportret dat Thérèse Schwartze maakte in opdracht van de Galleria degli Uffizi, woonden de paaswake bij geleid door paus Leo XIII en waren in Venetië bij de opening van de Derde Biënnale (waar schilderijen hingen van Simons vader Willem en oom Jacob). Waar Maris zich in zijn notities vaak beperkte tot hun vele dejeuners, lunches, diners en soupers, wees de criticus J. Bories in 1914 op een ander aspect toen hij Maris’ reis omschreef als ‘vrijwel geheel studie, meest copieërend in musea, een tijd van vorming die nog na jaren zijn inwerking zou laten merken, en van groote vormende kracht was op zijn koloriet en kleuraard’. Maris vertrok als landschapschilder en keerde, na het zien van zoveel Raphaels, Renis en Della Robbias, terug als portrettist.
In Maris’ reisverslag valt te lezen dat Van Houten regelmatig last had van zijn tuberculose: 22 januari: De heer vH niet wel; 23 januari: De heer vH wat beter. Deze ziekte maakte dat Van Houten het liefst in warme, droge streken verbleef. Zijn taak binnen het familiebedrijf, het aanboren van nieuwe buitenlandse afzetmarkten, gecombineerd met zijn rijkdom, stelde hem hiertoe in staat. In het jaar dat volgde op hun reis verslechterde Van Houtens gezondheid echter. Herstel hoopte hij, tevergeefs, te vinden in de thermische baden in Hammam R’hira, Algerije. Daar overleed Casparus van Houten op 25 maart 1901.
Hoe Maris en Van Houten elkaar hebben leren kennen is niet bekend.
Van Houten liet Maris een bedrag na dat deze in staat stelde het grachtenpand Keizersgracht 498 te kopen. Maris deelde deze woning met zijn vriend de handelaar, belegger, dichter en verzamelaar Hendrik Kroon (1868-1945). Maris en Kroon maakten dat huis, schreef Maris’ zoon Thijs later, tot ‘een werkelijk cultureel middelpunt, de verzamelplaats van al wat op het gebied der kunsten belangrijk was en naam had’. Voor Maris braken nu jaren aan waarin hij huislijk geluk kende (een huwelijk, twee kinderen), nieuwe reizen maakte (met Mondriaan naar Spanje, met Kroon naar Berlijn), artistieke erkenning kreeg en zakelijke successen vierde. ‘Dat hij als schilder, ondanks het uitgesproken talent, toch nimmer tot de hoogste sport op den kunstenaarsladder is geklommen moge wel daaraan geweten worden, dat de qualiteiten als gezelschapsmensch, zijn verlangens van het leven in al zijn omvang te genieten, veel van zijn tijd in beslag genomen hebben, dat de ontwikkeling en de verdieping van zijn kunstenaarstalenten daardoor niet volkomen tot hun recht zijn gekomen’, aldus kunstenaar Hendrik Jan Wolter in 1935.
Het waren erfstukken van Maris’ vriend en huisgenoot Hendrik Kroon die Peter van der Gulden, achterkleinkind van een zus van Kroon, op het spoor brachten van de grand tour van Maris en Van Houten en het handgeschreven reisverslag dat Maris naliet. Van der Gulden ontcijferde Maris’ lastig leesbare handschrift en voorzag zijn transcriptie van verklarende noten.
Vragen, opmerkingen, correcties, aanvullingen, ontvang ik graag via mail@maris-en-van-houten.nl.
Met vriendelijke groet, Peter van der Gulden